Op de dag van ‘het nieuws van de kinderarts’ nam ik ’s avonds laat een taxi van het Sophia Kinderziekenhuis. Ik had de hele dag op de intensive care-afdeling doorgebracht, voelde me ellendig, en wilde voor het eerst sinds de bevalling een nachtje thuis slapen.
De taxichauffeur, een jonge jongen van Marokkaanse afkomst, kwam vrolijk op me af lopen. Hij zag al snel dat dit geen gezellig ritje zou worden. Toen hij vroeg waar ik naartoe moest brulde ik, na het geven van mijn adres, snotterend dat mijn dochter gehandicapt zou zijn. En zo werd een vreemde taxichauffeur getuige van een van mijn ergste breakdowns. Arme jongen 😉
Zelf was hij er niet zo van onder de indruk. Hij nam me in zijn armen en zei: ‘So what? Ze is jouw dochter!” Gek genoeg was zijn nuchtere antwoord precies wat ik nodig had. Want naast onze angst en ons grote verdriet, was er ook gewoon een lief meisje geboren. Onze dochter.
Onderweg vertelde de taxichauffeur me over zijn gehandicapte neefje. Hoe gelukkig hij was, hoe hij zijn eigen weg had gevonden. Hoe de hele familie zielsveel van hem hield.
Eenmaal thuis haalde hij mijn koffer uit de achterbak, liep met me mee naar de voordeur en gaf me een kus op mijn voorhoofd. “Ik wens jullie het beste. Insjallah.”
En daar ging hij weer, met zijn taxi de donkere nacht in; de taxichauffeur die ik nooit zal vergeten.